Zwart loon

zwart geldIemand stelde mij laatst de vraag of een rechter altijd verplicht is om vonnis te wijzen in een zaak die aan hem of haar wordt voorgelegd. Het antwoord op die vraag luidt: ja, als de rechter tenminste bevoegd is. Maar wat nu als een rechter er eigenlijk helemaal geen zin in heeft? Dit speelde in een arbeidszaak waarin werkgever en werknemer hun fiscale verplichtingen aan hun laars hadden gelapt.

De werkgever, eigenaar van een eetcafé had de werknemer, een kok, van de één op de andere dag gezegd dat hij niet meer hoefde te komen omdat de tent gesloten werd. Van een rechtsgeldige opzegging was geen sprake. De werknemer had een loonvordering ingediend en in de kern draaide het geschil om de hoogte van het achterstallig loon en het aantal gewerkte uren. Volgens de werknemer verdiende hij EUR 10 netto per uur en werkte hij 14 uren per week en volgens de werkgever was het loon EUR 89.20 bruto per periode van vier weken voor in totaal 10 werkuren. Zij konden of wilden geen schriftelijke arbeidsovereenkomst of bewijsstukken overleggen waaruit de loonafspraak en/of loonpraktijk bleek en kwamen ieder met eigen specificaties op de proppen. Werknemer en werkgever beschuldigden elkaar van het fabriceren van bewijsstukken en het vragen respectievelijk uitbetalen van ‘zwart loon’.

Volgens de rechter waren er overtuigende aanwijzingen dat het loon (gedeeltelijk) zwart was uitbetaald. Daar was de rechter bepaald niet gecharmeerd van. Het is “een uiterst inconsequente gedachte dat het institutionele kader van de Rechtspraak een uitweg zou moeten bieden voor het oplossen van een geschil dat in belangrijke mate veroorzaakt is door de onderling gemaakte keuze voor een illegaal circuit, althans een circuit waarin zij welbewust een geldstroom onttrekken aan het zicht van fiscus en andere publieke instellingen.(…) anders gezegd: [werknemer] en [werkgever] leggen door voorlegging van het onderhavige geschil aan de overheidsrechter beslag op publieke middelen die ook (of beter) aangewend hadden kunnen worden voor een zaak van brave belastingbetalers.” Kortom, de rechter achtte partijen verantwoordelijk voor de “fiscale/juridische/feitelijke puinhoop” die zij zelf veroorzaakt hadden en droeg hen in een tussenvonnis op om het – kort gezegd – zelf uit te zoeken.

Dat bleek een onmogelijke opdracht en na twee maanden belandden partijen weer voor de rechter. De rechter besluit dan tot het “doorhakken van knopen zonder al te veel rekening te houden met losliggende eindjes (bewijskwesties) die partijen juist in onderling overleg hadden moeten en kunnen oplossen.” Voor wat betreft het uurloon wordt aangehaakt bij de bruto-afspraken. Voor wat betreft de omvang van het aantal gewerkte uren vindt de rechter het volstrekt ongeloofwaardig dat de werknemer iedere week exact 2.5 uur zou hebben gewerkt, hij acht 10 uur per week als gemiddelde aanvaardbaar. Normaal gesproken moet een rechter een dergelijke conclusie motiveren en onderbouwen maar daarvoor zou verdere bewijsvoering nodig zijn. Omdat “partijen veel boter op het hoofd hebben en elkaar het probleem aangedaan hebben, acht de kantonrechter het onverantwoord nog al te veel extra overheidsmiddelen aan te wenden om partijen in deze onwelriekende zaak de helpende hand te beiden.”

Eens in de zoveel tijd kom je een uitspraak tegen die leest als een trein. Zo eentje waar de rechter echt even voor is gaan zitten. Deze uitspraak kan ik u aanbevelen als u eens zin heeft in een verzetje, vooral als u als brave belastingbetaler net uw belastingpapieren heeft ingevuld. (ECLI:NL:RBLIM:2014:9883).

Deze column van de hand van Annemarijke Bach Kolling is gepubliceerd in het Antilliaans Dagblad op 17 april 2015.

COMMENTS

Leave a Reply